We bouwen steden aan rivieren maar als het water stijgt en in onze kelders stroomt, verleggen we vervolgens haar loop. Op de gedregde bedding van de rivier wonnen de kastanjebomen het van de boten. Met mijn tenen ontmantel ik bolsters en ontbloot bruine vruchten. Ik tref hem dolend met zijn broek op zijn enkels. Ooit was hij een kopiist van partituren, nu beoefenaar van auto-kannibalisme. “Als ik het niet zelf doe dan vreet de spijt mijn lijf wel weg”, zegt hij en hij pulkt een vers afgebeten stukje eelt van tussen zijn door sigarenteer besproette lippen. ”Dit is een stuk van het kind dat ik heb verstoten” fluistert hij. Hij frommelt de huidscherf tussen mijn vingers, “voor bij de kastanjes” knipoogt hij samenzweerderig. Net zoals mijn grootvader vroeger deed maar dan met twintig frank voor de kermis. Zijn gekartelde nagelranden snijden langs de huid van mijn handpalmen en ik mis plots die oude munteenheid en de rivier die hier ooit stroomde.
top of page
Stefanie Huysmans-Noorts
Schrijven, acteren & coachen
bottom of page
Comments